Een zeldzaam buideldier duikt steeds vaker op in Europese dierentuinen. De quoll, ook bekend als gevlekte buidelmarter, wordt normaal nauwelijks gehouden. Maar de afgelopen jaren waagden steeds meer parken zich aan deze bedreigde Australische soort. Zoo Duisburg sluit zich nu als volgende dierentuin bij het fokprogramma aan.
De dierentuin net over de grens bij Venlo is trots op de nieuwe aanwinst. “De komst van de buidelmarters is een echte verrijking voor onze dierentuin. Men noemt de zwart-witgestippelde roofdieren een “fascinerende diersoort”, aldus dierentuindirecteur Astrid Stewin. De dierentuin staat bekend om haar Australische diercollectie en behaalt al jaren foksucces met onder meer koala’s.
Duisburg ontving vijf dieren: één mannetje en vier vrouwtjes, allemaal afkomstig uit Zoo Leipzig. Dat is dé hofleverancier van deze buidelmarters in Europa. Leipzig importeerde de afgelopen jaren meerdere groepen uit Australië, waar de soort sinds de jaren zestig op het vasteland is uitgestorven. Ze komen alleen nog voor in Tasmanië, maar dankzij een herintroductieproject wordt er weer gepoogd de dieren terug in Australië zelf te krijgen.
Bijzondere eigenschappen
De gevlekte buidelmarter is niet alleen het eerste uitgestorven roofdier dat terugkeert op het Australische vasteland, maar kent nog meer uitzonderlijkheden. Een vrouwtje baart tot dertig jongen per dracht, terwijl ze slechts zes spenen heeft. Veel jongen – dan slechts zo groot als een rijstkorrel – sterven daardoor binnen enkele uren. Bovendien leven de dieren daarna slechts kort: ze worden hooguit zes tot zeven jaar.
Comeback in Europa
Hoewel sommige parken de afgelopen jaren met de gevlekte buideldieren stopten, zorgt de vele nakweek uit Zoo Leipzig nu weer voor een opmars aan nieuwe houders in Europa. De afgelopen drie jaar begonnen minimaal vijf dierentuinen, onder meer in Berlijn en Stuttgart, met het houden van deze nachtactieve soort. Dat brengt het totaal op zo’n tien Europese houders. Er bestaat een Europees fokprogramma (EEP) voor de buidelmarters.
