Een belangrijk adviesorgaan van de overheid heeft een groot rapport uitgebracht over de toekomst van dierentuinen. Een onafhankelijke commissie onderzocht de bijna zestig locaties met een dierentuinvergunning in Nederland. ZooFlits spitte het hele rapport door. Een greep uit de conclusies: Dierentuinen moeten transparanter worden, meer doen aan natuurbehoud en onderzoeken om mogelijk te stoppen met bepaalde diersoorten en dierdemonstraties.
De Raad voor Dieraangelegenheden (RDA), zoals de adviescommissie wordt genoemd, bestaat uit veertig deskundigen en adviseert het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) over dierenwelzijn en diergezondheid. Leden van de raad zijn hoogleraren, dierenartsen, veehouders en bijvoorbeeld ook oud-Stichting AAP-directeur David van Gennep. Van Gennep had als voorzitter een belangrijke rol bij het opstellen van het nieuwe 86 pagina tellende rapport.
Volgens Van Gennep is er verdeeldheid in de maatschappij over dierentuinen. “Enerzijds bezoeken de meeste mensen graag een dierentuin, aan de andere kant is er ook kritiek.” Deze verdeeldheid was de reden om het rapport te schrijven. Hierin stelt de commissie verschillende voorwaarden voor de toekomst van dierentuinen.
Dierwaardig
De commissie benadrukt als leidraad in het rapport dat een moderne dierentuin ‘dierwaardig’ moet zijn. “Grofweg zou je kunnen zeggen: het dier moet zichzelf kunnen zijn en controle over zijn eigen situatie kunnen uitoefenen”, aldus Van Gennep. Ook praktische zaken zoals voeding, een goede leefomgeving en gezondheid moeten in orde zijn.
Toch wordt die waardigheid in dierentuinen vaak aangetast, aldus de commissie. Voorbeelden hiervan zijn het kortwieken van vogels. Dit is het maken van een knipje in één van de vleugels waardoor ze maandenlang niet meer kunnen vliegen. Ook dierpresentaties waarbij bezoekers dieren mogen aanraken hoort volgens de raad niet langer bij dierwaardige houderij.
Er zou tevens kritisch gekeken mogen worden naar diersoorten die beperkt worden in hun natuurlijke gedrag of zich snel vervelen door hun hoge intelligentie. Als voorbeeld noemt men olifanten, gieren, dolfijnen, primaten en beren. Als het welzijn van zulk soort dieren volgens onderzoek continu in het geding komt, zou er volgens de commissie sectorbreed voor gekozen moeten worden om te stoppen met houden van die soorten. Tenzij een soort belangrijk is voor educatie, opvang of instandhouding in de natuur.
Achter de schermen en vergunningen
Buiten het dierwelzijn, hekelt de raad ook de wijze waarop vergunningen voor dierentuinen in Nederland worden geregeld. Alleen verblijven die voor bezoekers zichtbaar zijn, worden gekeurd. Achter de schermen vind amper controle plaats, alleen wanneer iemand een melding bij bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) doet. Dat gebeurt alleen zelden: bezoekers zien deze verblijven niet en personeel zwijgt vanwege de relatie met hun werkgever of herleidbaarheid. Dat terwijl het risico op welzijnsproblematiek achter de schermen hoger is, zegt de raad.
Daarnaast krijgen bedrijven een dierentuinvergunning bijna altijd voor onbepaalde tijd. Alleen bij veranderingen aan de dierentuin moet er een nieuwe keuring plaatsvinden. “Dat betekent dat dierentuinen die niet veranderen, hun vergunning behouden.” Daarom pleit de commissie voor een periodieke herkeuring, zodat dierentuinen er toe worden gezet om te blijven ontwikkelen volgens moderne inzichten.
Ethische vraagstukken bij dierentuindieren
Het doden van gezonde, overbodige dierentuindieren is een ander gevoelig onderwerp dat ter sprake is gekomen bij de adviescommissie. Soms is er geen plek meer voor bepaalde dierentuindieren of zijn ze genetisch oninteressant voor fokprogramma’s en daardoor overbodig. De raad concludeert dat het ontstaan van deze boventalligheid zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Ook moet het publiek meer informatie krijgen over hoe dierentuinen zulke beslissingen maken. Nu wordt hier volgens de raad vaak weinig over gecommuniceerd, vanwege angst voor kritiek uit de maatschappij.
Impact op natuurbehoud en educatie
De commissie is verder kritisch op hoe effectief dierentuinen bijdragen aan natuurbehoud en educatie. Dierentuinen moeten dit volgens bestaande protocollen al doen, maar er wordt niet gekeken of hun werk echt effect heeft. “Daardoor zijn er grote verschillen in de manier waarop dierentuinen hun doelstellingen nastreven en de impact die ze daarmee bereiken.”
De raad vindt dat dierentuinen ervoor moeten zorgen dat de uitkomst van hun bijdrage aan natuurbehoud en educatie meetbaar wordt. Om het bestaansrecht van dierentuinen te kunnen verantwoorden, zouden de meeste wilde dieren in een dierentuin tevens moeten zijn opgevangen, zorgen voor bijdragen aan (financiële) projecten of onderdeel vormen van een fokprogramma, herintroductieproject of wetenschappelijk onderzoek, vindt de raad.
Adviezen aan de overheid
In het rapport beschrijft de commissie niet alleen constateringen, maar ook aanbevelingen aan de overheid. Zo moeten regels en voorwaarden voor educatie en natuurbehoud concreter worden gemaakt. Ook pleit men onder meer voor het aanscherpen vergunningstrajecten met meer controles. Het ministerie kan deze aanbevelingen gebruiken om nieuwe wetten te maken of aan te passen. Het is alleen nog onduidelijk of dat ook echt gaat gebeuren.